Maak kennis met Kristof Steeno, beleidsmedewerker buurtwerk bij Stad Leuven.
De Stad Leuven zet buurtwerkers en vrijwilligers in voor buurten die extra aandacht verdienen. Kristof Steeno is er beleidsmedewerker buurtwerk, maar wat houdt dat in? Buurtwerkers willen bewoners een actieve rol laten spelen in hun wijk, en de buurt leefbaarder maken. Een onderdeel daarvan is mensen die het moeilijk hebben in contact brengen met de juiste organisaties. Leuvenaars in kansarmoede, met Essential Internet bijvoorbeeld.
Dag Kristof! Om meteen met de deur in huis te vallen: hoe ziet een werkdag eruit voor jou?
Dat is al direct de moeilijkste vraag. Ik heb geen typische werkdag als verantwoordelijke voor het volwassenwerkersteam – ik ondersteun de 5 buurtcentra van Stad Leuven waar mensen louter met volwassenen werken. Vaak begint mijn dag met mails of vergaderingen, maar dat hangt er wat vanaf. Meestal krijg ik ´s morgens ook telefoon dat er ergens iets moet gebeuren of dat iemand ondersteuning nodig heeft. Een typische werkdag is zeer divers, dat heb ik ook het liefst.
Da’s mooi. En welke doelen wil je met Leuven bereiken tijdens zo’n werkdag?
Volgens mij is het belangrijkste doel in een job als de mijne, om kansarmoede en armoede an sich te bestrijden. Dat is een echt langetermijn-idee natuurlijk. We willen ook mensen verbinden, ervoor zorgen dat ze zich beter voelen. En dan maakt niet uit of het gaat over kinderen, jongeren of volwassenen: ‘iedereen samen’ is de insteek van onze afdeling. Ons motto is daarom ‘samen buurten maakt mensen sterk’.
We zagen ook dat collega’s uit Kortrijk bij jullie op bezoek komen. Hoe werken jullie samen? En gebeurt dat spontaan of structureel?
Dat is heel spontaan gekomen. Wij hebben elk jaar een een planningstweedaagse waar we met het hele team het komende jaar plannen. Omdat we het altijd zo druk hebben en er weinig tijd is om met z’n allen samen te zitten, trekken we twee dagen naar een andere locatie.
We bezoeken dan initiatieven in andere streken. Zo zijn we bij buurtwerkingen geweest in Brussel, Kortrijk, Antwerpen en de Ardennen. Dat maakt onze werking bekender en zo leggen we contacten. We merken dat veel andere steden en gemeenten op hun beurt weer bij ons aankloppen om bijvoorbeeld te luisteren naar onze bevindingen over Essential Internet. Of onze aanpak in het algemeen.
We zien het als een vorm van erkenning dat anderen steden naar ons uitreiken. Het is heel fijn dat wat we met hart en ziel doen ook anderen inspireert.
Dat geloven we graag! Waarom is Leuven volgens jou koploper op het gebied van digitale inclusie?
Ik denk dat dat vooral komt omdat we een technologie-minded stad zijn. We hebben een van de grootste kenniscentra van Europa of misschien zelfs de wereld met het IMEC. In ‘t verleden zijn in Leuven heel veel proefprojecten rond internet geweest, zoals Kotnet. En vanuit buurtwerk zijn we hier zo’n 12 jaar geleden gestart met Digipunten.
We hebben ook het project ‘Iedereen digitaal @ Leuven’, dat tijdens corona natuurlijk een enorme boost gekregen heeft. Toen werd de nood aan toegankelijk internet thuis écht blootgelegd. Net als de nood aan hardware, laptops om op dat internet te kunnen surfen. Al die dingen samen – en ook het stadsbestuur die daar de juiste prioriteit aan geeft – maken ons een voortrekker in e-inclusie.
Wat zijn die Digipunten juist? Kan je daar wat meer over vertellen?
Digipunten zijn locaties met computermateriaal, internettoegang én ondersteuning. Voor professionele dingen zoals een cv maken, en voor het plezier. Ondertussen zijn er 26 Digipunten verspreid over bibliotheken, buurtcentra en buurthuizen in heel Leuven. Zo bieden we de hele internetbeleving op een laagdrempelige manier aan.
Met ‘Iedereen digitaal @ Leuven’ verbinden we al die Digipunten. We bekijken we hoe we overal een gelijkaardige beleving kunnen aanbieden. Zo worden Digipunten een merk waarvan Leuvenaars weten waarvoor het staat en waarvan ze weten wat te verwachten. Als ze in het ene punt kunnen printen en in het andere niet, dan is dat verwarrend. Dat proberen we dus te vermijden in ons streven naar een herkenbare beleving.
Maar er is nog een lange weg te gaan. Want nog lang niet iedereen die er baat bij zou hebben, weet de Digipunten te vinden.
Ondertussen is ‘Iedereen digitaal @ Leuven’ zelfs al een netwerk-event. Wat houdt het volledige project in?
Het is tijdens de coronacrisis begonnen om gezinnen aan hardware te helpen om op het internet te kunnen. Toen zijn we gestart met laptops in te zamelen en op te knappen. Die bezorgden we dan aan de mensen die het nodig hadden.
We merkten ook dat mensen baat hebben bij lessen. Het aanleren van basisvaardigheden zoals een laptop opstarten, een mail versturen, videobellen, op een verantwoorde manier een Facebook-account maken, en mediawijsheid: hoe ga je om met de gevaren van het internet? Want iedereen weet dat phishing hard boomt. We willen mensen ondersteunen in het herkennen van gevaren en vermijden dat ze in de val lopen.
Tijdens het project ‘Iedereen digitaal @ Leuven’ werd toegang tot internet thuis een belangrijke factor. In de eerste lockdown konden we gebruikmaken van de gratis vouchers voor de gedeelde internetkanalen. Daarna waren wij heel blij met de mogelijkheid om Essential Internet mee vorm te geven.
Internet en hardware kan dus veel betekenen voor mensen. Net als buurtwerk. Hoe breed gaat dat, en wat is de impact die je ziet?
Buurtwerk wil eigenlijk een plek zijn waar mensen terechtkunnen met eender welke vraag. We zien onszelf eigenlijk als generalisten, een kruispunt dat de verschillende diensten van de stad linkt. Dat gaat van de reinigingsdienst voor zwerfvuil over de dienst burenbemiddeling bij conflicten tot mensen die brieven van bepaalde diensten niet begrijpen.
Eigenlijk begeleiden buurtwerkers mensen vanaf de geboorte- tot de overlijdensaangifte. En alles ertussenin. Maar we willen ook een warme plek zijn waar mensen kunnen komen voor een gratis kop koffie en een gezellige babbel. Of om rustig de krant te lezen. Er hoeft daarom niet altijd interactie te zijn, wij zien ons graag als tweede thuis voor die mensen.
Maar iedereen is dus welkom in de buurtcentra? Hoe weet je dan wie er hulp kan gebruiken?
Gewoon op het zicht blijft dat moeilijk. Onze buurtwerkers hebben er inmiddels wel een zesde zintuig voor ontwikkeld. Ook door de vragen die mensen stellen, vermoeden ze vaak onderliggende problematieken. Die mensen moet je proberen ‘dichtbij te houden’, zodat je ze kan helpen en versterken.
We werken in buurten waar een verhoogde concentratie aan sociale woningbouw is. Dat maakt dat het soms over mensen in een kwetsbaardere positie gaat. Maar lang niet altijd. Die gezinnen komen wel sneller naar hier met vragen. Aanwezig zijn in een buurt zorgt ook voor toegankelijkheid.
Daarnaast doen we aan ‘outreach’: kennismaken met nieuwe buurtbewoners. We verwelkomen ze en nodigen hen uit voor een maaltijd in het buurtcentrum. Of om deel te nemen aan een activiteit of buurtreis, want ook cultuur is heel belangrijk. Wij hebben tickets tegen een verminderde prijs voor gezinnen in een kwetsbare positie. Zo’n activiteiten zijn voor hen zeker een meerwaarde.
Kort gezegd werkt buurtwerk volgens de presentietheorie. Dus gewoon aanwezig zijn in een wijk, in mensen hun leven. Dat maakt dat die mensen ook makkelijker hun weg naar ons vinden.
Klinkt niet altijd even simpel. Weegt dat op het einde van de dag mentaal door?
Zeggen dat dat niet zo is, zou liegen zijn. We proberen dat zo weinig mogelijk te laten gebeuren, maar komen soms schrijnende toestanden tegen. Erover praten kan helpen, ook buiten het werk. Want iemand die verder van de situatie staat, kijkt met een frissere blik. En komt zo soms met oplossingen die we zelf niet meer zien omdat wij er zo dicht bij staan. Dus, of we ons werk meenemen? Ja, maar het is zeker geen drama.
Heb je ’t idee dat e-inclusie nóg belangrijker is geworden sinds corona? Komen jongeren nu bijvoorbeeld uit zichzelf naar jullie toe?
Het is sneller gegaan én duidelijker geworden. In Leuven werken een aantal organisaties hard aan e-inclusie, denk maar aan ‘Link in de Kabel’. Die geven een mooi voorbeeld van de manier waarop je kinderen en jongeren mediawijs kan maken. We merken dat veel jongeren er nu over durven praten: ze vertellen dat ze geen laptop hebben om lessen te volgen.
Bij het begin van corona was dat nog niet helemaal oké om te zeggen, nu kan dat wel. Er is een minder groot stigma op ‘ik heb geen laptop’. Die ongelijkheid is veel meer blootgelegd. Dat is een positief effect van de coronaperiode dat we proberen te omarmen. Om er dan samen iets aan te doen, met bijvoorbeeld ‘Iedereen digitaal @ Leuven’.
Het is volgens jou toch ook hoog tijd om het beeld van die mensen in kan
sarmoede bij te stellen? Het kan evengoed iemand als jij en ik zijn?
Onder andere. We moeten ook komaf maken met een aantal dogma’s. ‘Als je hard genoeg werkt, geraak je uit armoede’ bijvoorbeeld. Die uitspraak krijg je als buurtwerker al snel niet meer over je lippen.
Tijdens de energiecrisis zagen we goed dat het iedereen kan overkomen dat je plots de rekeningen niet meer kan betalen. Dat is toch wel een verschuiving in onze maatschappij. Een waardoor de mensen in een kwetsbare positie zich beter begrepen voelen – en beseffen dat er veel meer mensen zijn die worstelen met betalingen. Het thema wordt meer bespreekbaar. Alleen jammer dat het op deze manier moet.
Als je specifiek naar dit buurtcentrum, Casablanca, kijkt. Wie komt er dan allemaal over de vloer?
Heel wat mensen. Elke dag is er een ontmoetingsmoment van 13u tot 17u. Dan kunnen mensen hier gewoon ‘zijn’. Samen iets drinken, de krant lezen, de computer gebruiken, een fijn gesprek voeren met de buurtwerkers, een spelletje spelen.
Maar in Casablanca hebben we ook twee keer per week een buurtmaaltijd. Op dinsdag en woensdag zitten we met z’n allen samen aan tafel. Dat gaat toch over 60 à 70 mensen per dag. Een behoorlijk aantal couverts. Maar we hebben fantastische mensen, zoals Jenny die hier met hart en ziel kookt.
Naast buurtwerkers zijn er dus ook vrijwilligers. Waar kunnen zij zich aanmelden?
Je kan via verschillende kanalen bij ons terecht. Via Leuven.be, of door gewoon binnen te stappen in de buurtcentra. Leer ons kennen en laat weten dat je iets wil betekenen voor de buurt en het buurtcentrum. Dat hoeft zelfs geen langetermijns-engagement te zijn. Zo hebben we bijvoorbeeld buurtmoestuin De Braem. Een van onze vrijwilligers houdt het daarbij, maar vindt het heerlijk om met volwassen én kinderen uit de buurt de moestuin te onderhouden.
Maar je kan zoveel doen. Helpen als huiswerkbegeleider in de kinderwerking, vrijwiller in de keuken of achter de toog … Of door via ‘Leuven helpt’ inkopen te doen voor mensen die dat zelf niet meer kunnen. We hebben altijd vrijwilligers nodig, ze zijn een van onze bouwstenen. Zonder hen zou ons werk onmogelijk zijn.
En hoe ben jij in buurtwerk terechtgekomen?
Sowieso wilde ik altijd al iets ‘sociaals’ doen. Mijn moeder heeft altijd gewerkt met kinderen met een beperking. Ik ben daartussen opgegroeid, en heb onderwijs gestudeerd om iets in diezelfde richting te doen. Gaandeweg merkte ik wel dat de sociale sector veel breder was dan ik dacht. Ik heb in een observatie- & en behandelingscentrum gewerkt met kinderen met gedrags- en emotionele moeilijkheden.
Na 10 intensieve jaren nacht-, weekend- en vakantiewerk was ik toe aan iets nieuws. Ik kreeg dan de kans om van nul een heel nieuw buurtcentrum op te starten. Daarmee ben ik gestart, daarna ben ik doorgegroeid naar beleidswerk.
Een mooi traject! Hoe ben je dan met Essential Internet in contact gekomen, en wat is je rol in dat programma?
Ik ben gaan luisteren naar het initieel aanbod. Telenet had een abonnement voor vijf euro. Bij Proximus was dat nul euro. Ik herinner mij nog heel goed dat ik daar zat en dacht, ‘Dit is het niet’. Dat aanbod lijkt teveel op iets goeds willen doen voor mensen in armoede. En van die liefdadigheid willen we eigenlijk af.
We hebben het liever over eigenaarschap. Dat mensen eigenaar zijn van hun product. Een klant als iedereen, met een ander tarief. Zodat zij ook gewoon kunnen zeggen dat ze voor hun internetabonnement betalen.
Telenet stond open voor suggesties. Wij hebben gezegd wat we misten in het abonnement van toen. En eigenlijk waren wij verbaasd dat enkele maanden later Telenet terug bij ons kwam met een aangepast aanbod. Toen hadden we echt iets van ‘Amai, ze hebben gewoon geluisterd.’ Dat zijn we niet gewend van bedrijven. Vanaf dan was er gewoon een link, een goeie klik.
Nu een stelling die we vaak horen: ‘mensen in kansarmoede hebben geen internet’. Klopt dat volgens jou?
Niet echt. Wij zien vooral gezinnen in armoede en kansarmoede die zich financieel pijn doen om een internetabonnement te kunnen betalen. Ze beseffen namelijk goed het belang van internet, en willen het daarom koste wat het kost in huis halen.
Bedankt Kristof voor dit interview
Commentaires